In het BBV is onderlinge vergelijkbaarheid van gemeenten het uitgangspunt. De wetgever heeft er daarom voor gekozen de kosten van overhead op één taakveld te laten registreren en op één centrale plaats in de begroting te vermelden. Door deze nieuwe systematiek gaan gemeenten op dezelfde wijze om met kostentoerekening, waardoor de vergelijking van kosten van producten en/of diensten volgens de wetgever ook zuiverder is. Om dit effect te versterken, is voor het eerst ook een uniforme definitie van overhead gegeven.
De centrale presentatie heeft als neveneffect dat het zicht op de integrale kostprijs in de programma’s verloren gaat. Het opnemen van het totaalbedrag aan ondersteunende activiteiten zegt daarnaast weinig zonder de relatie met het primaire proces te leggen/kennen. In dat verband houden wij conform de financiële verordening extra comptabel ook nog zicht op de integrale kostprijs, zodat daarop gestuurd kan worden.
In 2024 bedraagt het saldo van het taakveld overhead afgerond € 8.523.000. Dit is 11,2% (2023: 12,8%) van de geraamde lasten minus de storting in de reserve accommodatiebeleid ( per saldo € 75.814.844). Dit wordt gedaan, omdat tegenover de storting in de reserve accommodatiebeleid een onttrekking aan de algemene reserve staat.
De overhead bestaat uit:
bedragen x € 1.000
Overhead | |
---|---|
Deel | Bedrag |
Bijdrage HLTsamen (overhead deel) | 7.879 |
Huisvesting (gemeentehuis) | 342 |
Overige overhead (zoals bijdrage VNG) | 302 |
Totaal Overhead | 8.523 |